De ontwerper ontregelt

Tom Bergevoet

Voor ontwerpers is het perspectief allerminst florissant. Steeds meer vakgenoten verlaten het beroep en volgens brancheorganisaties is deze exodus nog niet ten einde. Toch lijken juist nú de competenties van ontwerpers nodig om een aantal urgente maatschappelijke vraagstukken op te lossen. Zoals bijvoorbeeld het vraagstuk van de wetgeving in het ruimtelijk domein.

Wetgeving is een contract tussen burgers en de overheid. Contracten werken doorgaans het beste wanneer deze niet alleen door beide partijen zijn ondertekend, maar ook uit overtuiging worden nageleefd. Gezien het eindeloze kat en muisspel tussen burger en ambtenaar over lezing, interpretatie en handhaving van regels is deze overtuiging aan beide zijden nagenoeg verdwenen. Er is sprake van een vertrouwensbreuk. De omgevingswet, die in 2018 in werking moet treden, biedt de mogelijkheid het contract tussen overheid en burger te herzien. Het zou goed zijn om in het nieuwe contract de positie van ontwerpers beter te borgen dan nu het geval is. Ontwerpers beschikken over competenties die aanzienlijk kunnen bijdragen aan het herstel van het vertrouwen tussen burger en overheid. Daarom een drietal suggesties.

In het boek De Flexibele Stad dat ik met Maarten van Tuijl schreef, geven we aan dat ruimtelijke ontwikkeling de komende decennia vooral plaats vindt door transformatie van de bestaande stad. Het bestaande is contextrijk en nergens precies hetzelfde. Vanuit het gelijkheidsbeginsel tendeert regelgeving er echter naar verschillende situaties zo veel mogelijk gelijk te schakelen. Bij de transformatieopgave ontstaat zo het gevaar dat regels die op sommige plekken werken, op andere plekken de gewenste herontwikkeling juist in de weg zitten. Dit komt het vertrouwen in de wet niet ten goede. De wetgever doet er daarom goed aan het publieke belang te borgen in zo globaal mogelijk geformuleerde regelgeving. Zo ontstaat de vrijheid om in elke specifieke situatie te bezien hoe het algemeen belang het beste kan worden gediend. Ontwerpers zijn goed in staat te bemiddelen tussen globaal geformuleerde wetgeving en specifiek lokaal maatwerk. Als zij bereid zijn zich telkens opnieuw te verdiepen in deze specifieke opgaven – een bewerkelijke aangelegenheid – worden ook schijnbaar kansarme plekken kansrijk.

Met herontwikkeling van bestaande plekken zijn veel belangen gemoeid. Een veelheid aan grote en kleine partijen moet met elkaar tot een besluit komen. Om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen is complexe juridische taal niet het meest geëigende middel. Het versterkt het wantrouwen tussen partijen en bovendien raakt de niet-professional zonder juridische bijstand al gauw het spoor bijster. De ontwerper heeft het vermogen om in toegankelijke, aansprekende taal – of beeld – partijen te inspireren, met elkaar te verbinden en zich aan een oplossingsrichting te laten hechten. Wanneer ontwerpers investeren in inlevingsvermogen en communicatievaardigheden, kunnen zij meehelpen juridische conflicten te voorkomen en processen te versnellen.

Al stelt de overheid in het ruimtelijk domein de kaders op, zij is niet onpartijdig. Door haar vastgoedportefeuille en grondposities gedraagt zij zich als een marktpartij. De burger voelt feilloos aan dat deze situatie van dubbele petten onredelijk is. Het valt te verwachten dat de overheid de komende decennia haar macht zal blijven inzetten om eigen economische verliezen te beperken ten koste van een neutrale positie. Daarom zou het beter zijn wanneer ruimtelijke kaders vast- en bijgesteld te worden door een écht onafhankelijke partij. Ontwerpers zijn in staat verschillende belangen te wegen en met elkaar te verenigen. Ontwerpers zijn van nature ongebonden. Zij kunnen duurzame waarden als landschappelijke kwaliteit, cultureel erfgoed en intelligente infrastructuur benoemen, versterken en uit dragen. Wanneer zij sterk genoeg in hun schoenen staan om, ondanks alle druk, onafhankelijk te blijven kan ruimtelijke ordening in Nederland weer een onderneming worden met een breed draagvlak.

De ontwerper kan helpen de samenleving te ontregelen. De ontwerper kan bijdragen aan het herstel van het vertrouwen tussen burger en overheid. Daarvoor is het niet alleen nodig dat de wetgever mogelijke bijdragen van ontwerpers borgt in de nieuwe wet. Net zo belangrijk is het dat ontwerpers hun werkveld verbreden en ontdekken hoe zij met hun rijke palet aan competenties op nieuwe manieren kunnen bijdragen aan de maatschappij. Alleen zo kan de exodus van vakgenoten stoppen.

1 oktober 2013

Tom Bergevoet is lid van het Voorbeeldenteam Atelier ZZ van Atelier ZZ

In de aanloop naar de invoering van de Omgevingswet vroeg Architectuur Lokaal in de jaren 2013-2018 tal van betrokkenen naar hun opvattingen over omgevingsvisies, omgevingskwaliteit en participatie.